Boodschap uit Eden
Toelichting
Het schilderij gaat over de belofte van God de Schepper aan de gebroken mens. De twee boogvelden verwijzen naar het verloren paradijs waar de mens ging rebelleren tegen zijn Schepper en zo zichzelf en het leven op de aarde onder de vloek van de dood bracht. De wegkantelende boogvelden en de 'raderen' symboliseren het wankelende leven. De twijg is afgesneden. Bovenaan zien we een wijdse ruimte, en in het midden een soort van pilaren waartussen een messcherp licht straalt. Dit alles gaat over de bovenaardse dimensies waar God resideert. Het roodgloeiende, horizontale band gaat over een soort grensgebied: het verwijst naar de Godmens Jezus Christus en Zijn gedane bloedsverzoening. Een energiestoot raakt de stervende twijg en wekt deze tot leven.
Uitvoerige toelichting
Het schilderij Boodschap uit Eden wil in feite een meerdimensionele realiteit weergeven. In de compositie wordt dit samengevat in twee zones.
De bovenste zone staat voor de onzichtbare, bovennatuurlijke dimensie en omvat vele hemelse gewesten en sferen. Het betreft een universum dat onze zichtbare, materiële kosmos te boven gaat. De zuilen zijn in die zin de toegangspoort tot een wijds panorama, een achterliggende wereld.
De twee middelste cherubszuilen leiden naar de troonplaats voor de allerhoogste God en Schepper. Een glimp van zijn heerlijkheid wordt zichtbaar in een messcherp lichtschijnsel. God is de Onzienlijke, die nog niet gezien en toch aanwezig is.
De buitenste zuilen verwijzen naar de onwankelbaarheid en soevereiniteit van God, de middelste zuilen duiden op de heiligheid van God; de Engelcherub die vóór de troon beweegt.
Een gloedvolle, roodgekleurde band scheidt het hemelse van het aardse. Het spreekt van het vuur des oordeels; verwijst echter ook naar het bloed van het Lam - Christus' heilswerk, dat de vrije toegang verzekert aan een ieder die wil naderen tot God.
De onderste zone symboliseert de huidige, vergankelijke wereld. De cirkels staan voor heerschappijen op aarde. Twee koepels geven zicht op een landschap, het verloren paradijs. Dat ontoegankelijk zelfs geen diepere inblik toestaat. Twee andere koepels kantelen naar beneden weg. Deze verwijzen naar het verlies van de heerlijkheid Gods waaronder Adam en Eva stonden in hun relatie met God.
Een soort energiestoot raakt het teloorgegane paradijs en scheurt alles uiteen. Deze adem Gods stort zich uit over een twijg. Het is het profetisch inspreken van het Woord van God in de gevallen (stervende) schepping. Een verkondiging van de Messias, een heilsproclamatie. Daarin is de afgebroken twijg een geestelijke uitbeelding van levendmaking.
Toelichting
Het schilderij gaat over de belofte van God de Schepper aan de gebroken mens. De twee boogvelden verwijzen naar het verloren paradijs waar de mens ging rebelleren tegen zijn Schepper en zo zichzelf en het leven op de aarde onder de vloek van de dood bracht. De wegkantelende boogvelden en de 'raderen' symboliseren het wankelende leven. De twijg is afgesneden. Bovenaan zien we een wijdse ruimte, en in het midden een soort van pilaren waartussen een messcherp licht straalt. Dit alles gaat over de bovenaardse dimensies waar God resideert. Het roodgloeiende, horizontale band gaat over een soort grensgebied: het verwijst naar de Godmens Jezus Christus en Zijn gedane bloedsverzoening. Een energiestoot raakt de stervende twijg en wekt deze tot leven.
Uitvoerige toelichting
Het schilderij Boodschap uit Eden wil in feite een meerdimensionele realiteit weergeven. In de compositie wordt dit samengevat in twee zones.
De bovenste zone staat voor de onzichtbare, bovennatuurlijke dimensie en omvat vele hemelse gewesten en sferen. Het betreft een universum dat onze zichtbare, materiële kosmos te boven gaat. De zuilen zijn in die zin de toegangspoort tot een wijds panorama, een achterliggende wereld.
De twee middelste cherubszuilen leiden naar de troonplaats voor de allerhoogste God en Schepper. Een glimp van zijn heerlijkheid wordt zichtbaar in een messcherp lichtschijnsel. God is de Onzienlijke, die nog niet gezien en toch aanwezig is.
De buitenste zuilen verwijzen naar de onwankelbaarheid en soevereiniteit van God, de middelste zuilen duiden op de heiligheid van God; de Engelcherub die vóór de troon beweegt.
Een gloedvolle, roodgekleurde band scheidt het hemelse van het aardse. Het spreekt van het vuur des oordeels; verwijst echter ook naar het bloed van het Lam - Christus' heilswerk, dat de vrije toegang verzekert aan een ieder die wil naderen tot God.
De onderste zone symboliseert de huidige, vergankelijke wereld. De cirkels staan voor heerschappijen op aarde. Twee koepels geven zicht op een landschap, het verloren paradijs. Dat ontoegankelijk zelfs geen diepere inblik toestaat. Twee andere koepels kantelen naar beneden weg. Deze verwijzen naar het verlies van de heerlijkheid Gods waaronder Adam en Eva stonden in hun relatie met God.
Een soort energiestoot raakt het teloorgegane paradijs en scheurt alles uiteen. Deze adem Gods stort zich uit over een twijg. Het is het profetisch inspreken van het Woord van God in de gevallen (stervende) schepping. Een verkondiging van de Messias, een heilsproclamatie. Daarin is de afgebroken twijg een geestelijke uitbeelding van levendmaking.
Copyright Artborne Erdeborn