Boerderijtje in de Vlaamse polder
Exposé
Dit idyllische schilderijtje maakte ik in mijn tijd als kunststudent in Antwerpen. Het is niet naar de natuur geschilderd, maar spontaan en vrij uit het geheugen gecomponeerd, namelijk in mijn schildersatelier in het huis van mijn ouders in Sint-Amands-aan-de-Schelde.
Als adolescent was ik wel vaker nerveus en gedreven. Dit toont zich duidelijk in mijn vroegste werkstukken, zoals deze gewoonlijk in één haal door op papier tot stand kwamen, dat wil zeggen relatief ongeduldig, ook al oogt dat vaak energiek en trefzeker.
Kenmerkend voor deze artistieke fase is daarbij mijn uitgelaten zin voor experiment: Zo mixte ik voor dit verfrelief broodmeel doorheen mijn acrylverf.
Mijn schilderstijl in jonge jaren springt voortdurend heen en weer tussen een veelvoud aan stijlen en onderwerpen. Naast mijn duidelijk zin voor veelkleurigheid, hanteer ik doorgaans een wat grovere werkstijl. Terugblikkend verrast me aan mijn talrijke werkstukken, hoe onbezwaard en ongekunsteld ik toen nog werkte. Over technische franjes maakte ik me niet al te druk. Zonder veel aarzelen zette ik, wat me voor ogen zweefde of wat ik voelde, met veel vaart in beeld. Het geeft mijn vroegwerk een eigen jeugdige fleur en oprechte eenvoud mee.
In dit schilderijtje blijkt uit mijn energieke penseelvoering duidelijk, hoe doorwrocht ik het werk van Vincent van Gogh en zijn expressieve manier van schilderen, destijds heb verinnerlijkt. Geen wonder, gezien ik me als tiener sterk aangetrokken voelde tot deze eigenzinnige en gecompliceerde kunstenaarziel. Jarenlang bekeek en besnuffelde ik zijn vele schilderijen. Overdacht zijn moeizame leven, bekeek de etappes in zijn werk, bestudeerde, bewonderde of bekritiseerde zijn maaksels, tot het ongemerkt zus of zo ook een deel van mezelf werd.
Aan dit vroege werkstuk van me valt verder ook op, hoe paradoxaal de daarin uitgedrukte thematiek tevoorschijn treedt.
Enerzijds kijken we uit op het wijds van de zee: aan de verre einder lokt ons het avontuur en het grote onbekende. Hier lonkt de wijde wereld. Een wereld die als puntje bij paaltje komt, zeer veel nuchterder uitvalt als onze aanvankelijke dromen erover.
Anderzijds zoomen we in - poetisch mijmerend dan wel nostalgisch of zelfs smalend en wantrouwig - op een besloten wereld, een beschutte plek, waar de tijd schijnbaar is blijven stilstaan. Een plaats waar we nog op blote voeten door het gras kunnen lopen, diep willen in- en uitademen. Een plek waar nog een rustgevoel bereikbaar lijkt. Een plaats die ons waar nodig "dwingt" om ziekelijke en misleide houdingen los te laten.
In deze (zogezegd) kleine wereld, wars van alle wereldkatastrofes, overbevolking en globaliserend cultuurgeweld, gaat het in wezen niet langer om zelfzucht, concurrentie, verraad en moord, maskers en poses, maar om het willen erkennen van al wat objectief waar, lovenswaardig en levenbrengend is. Al die dingen die we ten diepste eigenlijk echt wel willen, maar uit onszelf maar niet schijnen te kunnen vinden.
In deze zogezegd kleinere wereld met gevoeld minder opties, rumoer en getoeter is er daadwerkelijk plaats open voor bescheidenheid, rust en gedragenheid. Is er ruimte vrij voor een tevredener, dankbaarder leefritme zoals dat ons mensen weldegelijk aangeboren is, maar waarmee we tegelijkertijd allemaal de grootste moeite en strijd mee hebben. In dit mysterieuze leven onder de zon blijft het voor ons allemaal - zus of zo, en meer dan ons lief is - een onoverkomelijke en frustrerende, ja ultieme paradox.
En in dit schilderijtje ligt de versgeploegde akker dus pal voor onze ogen: een zwarte maar vruchtbare uitdaging. En aan deze uitdaging voert geen weg voorbij, want we zullen oogsten wat we zaaien, het ultimatief goede dan wel het ultimatief kwade. Of zoals de Bijbel leert: Verderf (en de tweede dood) uit onze onwillige, gevallen natuur, óf blijvende levenskracht uit een ongeveinsd vertrouwen op en een stelselmatige overgave aan de Ene, de geheel Andere, die zich láát vinden door elkeen die het daarop aanlegt.
Kortom: ófwel slaan we diepe wortels, leren te onderscheiden wat absolute waarheid mag heten en wat slechts leugen is (halfwaarheden...), leren uit te zoeken wat tijdstabiele wijsheid is en hoe we deze praktisch kunnen inpassen in ons denken, doen en laten, óf anders gaan we (vaak heel ongemerkt) langzaam maar zeker te gronde en worden uiteindelijk in deze zwarte aarde bijgezet na een eigenwijs en vruchteloos leven.
Ik, ik hoor de branding van de zee en het ruisen van de populieren in de wind. En ja, ik leer gaandeweg, met vallen en opstaan, de (vaak stille) stem van de Ene op te merken, of ook het geluid van Zijn souvereine "zwijgen". En in dit somtijds moeizame parcours, ontstaat in het verglijden van de jaren, een heus gesprek, een zeer wel "relationeel" te noemen uitwisseling met de buitenwereldse Schepper zelf. Die al is Hij (voorlopig nog) onzichtbaar, toch spréékt met ons mensen en dit op verstaanbare en begrijpelijke wijze - tenminste indien we dit willen opmerken en leren waarnemen.
Ups en downs horen er ook bij: soms zijn we hartsvrienden, soms zijn we net vasthoudende vijanden. Een spannend weefsel dus. Steevast onvoorzien, onvoorspelbaar en bovenal onaflatend mysterieus. Paradoxaal genoeg juist daarin grijpbaar en substantieel. Grijpbaar omdat deze vertrouwensrelatie zich toont doorheen een gezamelijk afgelegde route, waarbij men zich vooral ook levendig terugherinneren kan aan de frappanste momenten of belevenissen. In dit "vraag-en-zoek-gesprek" met de Levende Vader en Schepper bestaat en wortelt - zo ervaar ik het telkens weer, telkens verder - de verfrissing van mijn concrete levenszin onder de zon.
Exposé
Dit idyllische schilderijtje maakte ik in mijn tijd als kunststudent in Antwerpen. Het is niet naar de natuur geschilderd, maar spontaan en vrij uit het geheugen gecomponeerd, namelijk in mijn schildersatelier in het huis van mijn ouders in Sint-Amands-aan-de-Schelde.
Als adolescent was ik wel vaker nerveus en gedreven. Dit toont zich duidelijk in mijn vroegste werkstukken, zoals deze gewoonlijk in één haal door op papier tot stand kwamen, dat wil zeggen relatief ongeduldig, ook al oogt dat vaak energiek en trefzeker.
Kenmerkend voor deze artistieke fase is daarbij mijn uitgelaten zin voor experiment: Zo mixte ik voor dit verfrelief broodmeel doorheen mijn acrylverf.
Mijn schilderstijl in jonge jaren springt voortdurend heen en weer tussen een veelvoud aan stijlen en onderwerpen. Naast mijn duidelijk zin voor veelkleurigheid, hanteer ik doorgaans een wat grovere werkstijl. Terugblikkend verrast me aan mijn talrijke werkstukken, hoe onbezwaard en ongekunsteld ik toen nog werkte. Over technische franjes maakte ik me niet al te druk. Zonder veel aarzelen zette ik, wat me voor ogen zweefde of wat ik voelde, met veel vaart in beeld. Het geeft mijn vroegwerk een eigen jeugdige fleur en oprechte eenvoud mee.
In dit schilderijtje blijkt uit mijn energieke penseelvoering duidelijk, hoe doorwrocht ik het werk van Vincent van Gogh en zijn expressieve manier van schilderen, destijds heb verinnerlijkt. Geen wonder, gezien ik me als tiener sterk aangetrokken voelde tot deze eigenzinnige en gecompliceerde kunstenaarziel. Jarenlang bekeek en besnuffelde ik zijn vele schilderijen. Overdacht zijn moeizame leven, bekeek de etappes in zijn werk, bestudeerde, bewonderde of bekritiseerde zijn maaksels, tot het ongemerkt zus of zo ook een deel van mezelf werd.
Aan dit vroege werkstuk van me valt verder ook op, hoe paradoxaal de daarin uitgedrukte thematiek tevoorschijn treedt.
Enerzijds kijken we uit op het wijds van de zee: aan de verre einder lokt ons het avontuur en het grote onbekende. Hier lonkt de wijde wereld. Een wereld die als puntje bij paaltje komt, zeer veel nuchterder uitvalt als onze aanvankelijke dromen erover.
Anderzijds zoomen we in - poetisch mijmerend dan wel nostalgisch of zelfs smalend en wantrouwig - op een besloten wereld, een beschutte plek, waar de tijd schijnbaar is blijven stilstaan. Een plaats waar we nog op blote voeten door het gras kunnen lopen, diep willen in- en uitademen. Een plek waar nog een rustgevoel bereikbaar lijkt. Een plaats die ons waar nodig "dwingt" om ziekelijke en misleide houdingen los te laten.
In deze (zogezegd) kleine wereld, wars van alle wereldkatastrofes, overbevolking en globaliserend cultuurgeweld, gaat het in wezen niet langer om zelfzucht, concurrentie, verraad en moord, maskers en poses, maar om het willen erkennen van al wat objectief waar, lovenswaardig en levenbrengend is. Al die dingen die we ten diepste eigenlijk echt wel willen, maar uit onszelf maar niet schijnen te kunnen vinden.
In deze zogezegd kleinere wereld met gevoeld minder opties, rumoer en getoeter is er daadwerkelijk plaats open voor bescheidenheid, rust en gedragenheid. Is er ruimte vrij voor een tevredener, dankbaarder leefritme zoals dat ons mensen weldegelijk aangeboren is, maar waarmee we tegelijkertijd allemaal de grootste moeite en strijd mee hebben. In dit mysterieuze leven onder de zon blijft het voor ons allemaal - zus of zo, en meer dan ons lief is - een onoverkomelijke en frustrerende, ja ultieme paradox.
En in dit schilderijtje ligt de versgeploegde akker dus pal voor onze ogen: een zwarte maar vruchtbare uitdaging. En aan deze uitdaging voert geen weg voorbij, want we zullen oogsten wat we zaaien, het ultimatief goede dan wel het ultimatief kwade. Of zoals de Bijbel leert: Verderf (en de tweede dood) uit onze onwillige, gevallen natuur, óf blijvende levenskracht uit een ongeveinsd vertrouwen op en een stelselmatige overgave aan de Ene, de geheel Andere, die zich láát vinden door elkeen die het daarop aanlegt.
Kortom: ófwel slaan we diepe wortels, leren te onderscheiden wat absolute waarheid mag heten en wat slechts leugen is (halfwaarheden...), leren uit te zoeken wat tijdstabiele wijsheid is en hoe we deze praktisch kunnen inpassen in ons denken, doen en laten, óf anders gaan we (vaak heel ongemerkt) langzaam maar zeker te gronde en worden uiteindelijk in deze zwarte aarde bijgezet na een eigenwijs en vruchteloos leven.
Ik, ik hoor de branding van de zee en het ruisen van de populieren in de wind. En ja, ik leer gaandeweg, met vallen en opstaan, de (vaak stille) stem van de Ene op te merken, of ook het geluid van Zijn souvereine "zwijgen". En in dit somtijds moeizame parcours, ontstaat in het verglijden van de jaren, een heus gesprek, een zeer wel "relationeel" te noemen uitwisseling met de buitenwereldse Schepper zelf. Die al is Hij (voorlopig nog) onzichtbaar, toch spréékt met ons mensen en dit op verstaanbare en begrijpelijke wijze - tenminste indien we dit willen opmerken en leren waarnemen.
Ups en downs horen er ook bij: soms zijn we hartsvrienden, soms zijn we net vasthoudende vijanden. Een spannend weefsel dus. Steevast onvoorzien, onvoorspelbaar en bovenal onaflatend mysterieus. Paradoxaal genoeg juist daarin grijpbaar en substantieel. Grijpbaar omdat deze vertrouwensrelatie zich toont doorheen een gezamelijk afgelegde route, waarbij men zich vooral ook levendig terugherinneren kan aan de frappanste momenten of belevenissen. In dit "vraag-en-zoek-gesprek" met de Levende Vader en Schepper bestaat en wortelt - zo ervaar ik het telkens weer, telkens verder - de verfrissing van mijn concrete levenszin onder de zon.
„Boerderijtje in de Vlaamse Polder“ (1993, op wit karton, 40x50 cm)
Detail „Boerderijtje in de Vlaamse Polder“ (1993, op wit karton, 40x50 cm)
Detail „Boerderijtje in de Vlaamse Polder“ (1993, op wit karton, 40x50 cm)
Copyright Artborne Erdeborn/ Gian Michael Merlevede